Syntheses van teksten

Buurtgerichte Programma's

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de begrippen “buurt” en “wijk”, een buurt is een gebied in een wijk. Door de toenemende criminaliteit moeten er programma’s worden opgesteld, om o.a de toename van jeugdcriminaliteit tegen te gaan en preventief actie te ondernemen.
Een buurtgericht programma bestaat wanneer er een programma in een bepaalde buurt wordt uitgezet, vanwege problemen of gesignaleerde risicofactoren die in die buurt spelen. Een programma is niet op individuele problematiek afgestemd, verschillende actoren uit de omgeving van de jongeren spelen ook een rol. Er worden activiteiten in de betreffende buurt opgericht en er is sprake van een geïntegreerde aanpak.
Er zijn momenteel een aantal grote projecten betreffende buurtgerichte programma’s aan de gang op de 3 verschillende niveaus van preventie ( universele, selectieve en geïndiceerde). De resultaten die deze programma’s opleverden waren een succes, hoewel er nog steeds een toename van deze successen wordt verwacht.

Problematische Jeugdgroepen

De problemen rond jeugdgroepen komen regelmatig terug in de media. Een jeugdgroep is een groep jongeren met een min of meer zichtbare identiteit, waarbinnen vaak in wisselende samenstellingen subgroepen opereren. Er worden drie problematische jeugdgroepen onderscheiden. Oplopend in ernst van het probleemgedrag zijn dit: hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen. Sommige jeugdgroepen zijn te specificeren als bendes. Dit zijn groepen die een duidelijke structuur, hoge mate van hechtheid, goede organisatie en gesloten hiërarchie hebben, waarbij het collectief belang boven het individueel belang staat. Ten slotte zijn er nog de uit Amerika overgewaaide gangs die zich onderscheiden door uiterlijke kenmerken en opereren onder een specifieke naam. Lidmaatschap van een problematische jeugdgroep en criminele gedragingen gaan vaak samen met problematiek op andere gebieden. Belangrijk bij het voorkomen van aansluiting bij een problematische jeugdgroep blijft de rol van de ouders. Door goed zicht te houden op de vriendengroep en de activiteiten buitenshuis van hun kind, kunnen ouders vroegtijdig actie ondernemen en hulp inschakelen om daarmee de mogelijke negatieve gevolgen van lidmaatschap van een problematische jeugdgroep te beperken. Ook kunnen ouders hun kinderen helpen om te gaan met groepsdruk. Er zijn diverse preventieve en repressieve interventies ontwikkeld om bendevorming en crimineel gedrag tegen te gaan. De Ferwerdamethode wordt ingezet door de politie om op systematische wijze problematische jeugdgroepen in kaart te brengen en een passende vorm van interventie aan te bieden. Er bestaan inmiddels verschillende typen maatregelen om de problematiek zo gericht mogelijk aan te pakken. Drs. Miranda Tong Sang, psycholoog en criminoloog, is werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker bij De Bascule, afdeling Forensische Jeugdpsychiatrie, te Amsterdam. Drs. Lotte Loef, psycholoog, is daar eveneens werkzaam.

Antisociaal gedrag bij jongeren en jeugdcriminaliteit, een ‘hot issue’

‘Antisociaal’ en ‘crimineel’ gedrag zijn termen die verwijzen naar twee verschillende invalshoeken. Als eerste hebben we de gedragswetenschappelijke invalshoek. Hierin is er sprake van antisociale gedragsstoornis of een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. De jongeren komen in aanraking met justitie. De tweede invalshoek is de juridische of maatschappijwetenschappelijke invalshoek. Hier vertonen de jongeren wetovertredend gedrag. Dit zijn de ernstige overtredingen.
Er kwam meer aandacht voor behandeling en begeleiding. Halverwege 1999 werd besloten om een themanummer op deze groep jongeren te richten. In een periode van twintig jaar is er een redelijk stabiel beeld te zien van de jeugdcriminaliteit, maar de categorie geweldsmisdrijven is qua omvang het afgelopen decennium wel duidelijk toegenomen.
Er zijn twee aspecten die altijd aandacht behoeven. Namelijk de versterking van competent, prosociaal gedrag bij jongeren (sociaal-competentiemodel) en de ondersteuning van het gezin en met name de ouders (interventiemogelijkheden).
De bijdragen. Er zijn twee bijdragen over een setting waar nogal wat jongeren met antisociaal en crimineel gedrag tijdelijk verblijven. Er wordt gebruik gemaakt van de justitiële jeugdinrichtingen en van de drempelmethode. Dit toont aan wat wat de verwachte impact is van de (deel)interventies op een viertal aspecten van functioneren van jongeren. De biologische factoren, de rol van emoties en sociale cognities, de rol van behandelmotivatie en de rol van cultuurverschillen in de behandeling en begeleiding van jeugdigen met antisociaal en crimineel gedrag.

Boosheid onder vrienden bij autochtoon-Nederlandse kinderen en Marokkaans-Nederlandse kinderen

Het onderzoek van Carolien Rieffe en Sheida Novin vergelijkt de intensiteit, de uitingsvormen en de gevolgen van boosheid bij autochtoon-Nederlandse kinderen en Marokkaans-Nederlandse kinderen. Hiervoor gebruikten ze hypothetische conflictsituaties. Ze gingen na wat de gevolgen van boosheid waren op vriendschapsrelaties en in het algemeen de gevolgen op de sociale relaties. Hiervoor maakten ze gebruik van crossculturele theorieën.
Marokkaans-Nederlandse kinderen worden vaker in verband gebracht met jeugdcriminaliteit dan autochtoon-Nederlandse kinderen en hier speelt de media een rol in mee.
Er werd in het onderzoek vooral gebruik gemaakt van de individualisme-collectivisme demensie.
Het besluit dan men stelt is dat de verschillen in boosheiduitingen tussen de twee culturen niet eenduidig zijn. Marokkaans-Nederlandse kinderen zullen minder vlug hun boosheid uiten tegenover vrienden dan autochtoon-Nederlandse kinderen.
zie ook de powerpoint

Gemiste kansen culturele diversiteit in de jeugdzorg

Er zijn veel vooroordelen over allochtonen. Ze hangen s’avonds op straat rond,zijn altijd betrokken bij gevechten,de jongeren voorzieningen zijn over vertegenwoordigt door allochtonen enzv…Dit beeld klopt niet helemaal met de werkelijkheid. Allochtone jongeren raken wel betrokken bij criminele feiten. Maar dit is deels te wijten doordat ze meer externaliserende en internaliserende problemen hebben. De autochtone jongeren komen met hun internaliserende jongeren meer in aanraking met de zorg dan allochtone jongeren. Vaak durven allochtonen geen hulp in roepen omdat ze angst hebben voor wat hun omgeving zal denken,niet weten wat er allemaal voor handen is of weinig vertrouwen hebben in de hulpverleners. Hulpverleners van hun kant hebben ook weinig wetenschappelijke informatie over de ontwikkeling,onderkenning en behandeling van problemen bij allochtone jongeren. In het artikel wordt een onderzoeksprogramma geschetst dat is gericht op inzicht in ontwikkeling en escalatie van probleemgedrag, en meer kennis over de kwaliteit van de jeugdzorg voor allochtone jongeren.

Behandeling van jeugdige delinquenten volgens het competentiemodel

Het competentie model ontstond voor het werken met delinquente adolescenten.. Het sociale-competentiemodel is gebaseerd op het sociaal leren en de cognitieve gedragstherapie.
veel jeugdige delinquenten kunnen de taken die het leven aan hen stelt niet goed aan. Gebrekkige vaardigheden, stoornissen en ongunstige omgevingsomstandigheden werken kennelijk in de hand dat zij met hun gedrag botsen met de normen die gelden in onze samenleving, ze zijn niet sociaal competent.
Iemand wordt sociaal competent genoemd als hij de bij zijn ontwikkelingsniveau en omstandigheden passende levenstaken ‘aankan’ met de vaardigheden die hij heeft
Het sociale-competentiemodel onderscheidt drie categorieën taken. Ten eerste werkelijke taken als op tijd komen, een opdracht van een leraar of baas uitvoeren, of vragen stellen over wat men niet begrijpt. Ten tweede zijn er ‘taken bij wijze van spreken’,taken in overdrachtelijke zin. Hiertoe behoort het omgaan met gevoelens zoals boosheid, teleurstelling en verliefdheid. Ten derde zijn er ontwikkelingstaken zoals loskomen van het gezin van herkomst, relaties aangaan met leeftijdgenoten waaronder vriendschappen, relaties aangaan met leeftijdgenoten van het andere geslacht, omgaan met zich ontwikkelende seksualiteit en voorbereiding op de toekomst (opleiding en werk).
Sociale competentie betreft voorts vier terreinen . Ten eerste de omgang met anderen in de kringen: gezin en partner; school, opleiding en werk; vrije tijd; groter maatschappelijk verband. Ten tweede de omgang met zaken voor zover dit op de relaties met anderen van invloed is, bijvoorbeeld de zorg voor eigen en andermans bezittingen. Ten derde de houding jegens zichzelf, zoals zelfacceptatie of een zekere openheid jegens eigen belevingen. En ten vierde een redelijke emotionele draagkracht, vaak omschreven met begrippen als ‘ego-sterkte’, ‘ik-sterkte’ en ‘integratieve vermogens van het ego’.
Sociaal-economische factoren en aanleg (zoals temperament en biologisch bepaalde kwetsbaarheden als aandachts-, activiteits- en concentratiestoornissen) spelen bij deze groep een complicerende rol: die maken de taken zwaarder en de mogelijkheden om de noodzakelijke vaardigheden te leren, worden erdoor beperkt.

Jeugdzorg in historisch perspectief

In dit artikel krijgen we inzicht in hoe de jeugdzorg is ontstaan en zijn evolutie. Vooreerst staan we even stil bij de erkenning ervan. Ook weeshuizen en jeugdland komen hier aan bod. We krijgen een specifieker zicht op de jeugdzorg vanaf 1945. De na-oorlogse periode zorgde voor veel verandering binnen de jeugdzorg. Met name het invoeren van kinderbescherming, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulpverlening. Het kind wordt beter begeleid dezer dagen. Daarna komen we tot de periode van de vernieuwde jeugdzorg. Waarin er veranderingen optreden in: de visie, de hulpverlening,… De verschillende jeugdhulpverleningen werken meer samen zodat er een grotere samenhang is. Tot slot wordt er kort gesproken over de evolutie van jeugdhulpverlening naar jeugdzorg.

Jeugdcriminaliteit

Dankzij onderzoeken hebben we een redelijk inzicht in de ontwikkeling en de kenmerken van jeugdcriminaliteit in ons land. Daaruit zijn dan theorievormingen en verklaringen van crimineel gedrag ontstaan. In het artikel wordt ingegaan op omvang, aard en ontwikkeling van jeugdcriminaliteit door de jaren heen.
jeugdcriminaliteit gaat om gedragingen die objectief zijn vast te stellen en waarbij de strafwet fungeert als referentiekader.
Men spreekt soms ook over antisociaal gedrag: het meer onacceptabele of storende gedrag.
Antisociaal gedrag omvat ook gedragingen die niet in de wet beschreven staan, zoals bijvoorbeeld jongeren die rondhangen tot de grote ergernis van buurtbewoners en winkeliers.
Omvang, aard en ontwikkeling van jeugdcriminaliteit worden beschreven door de politie verhoorde minderjarige verdachten en door gegevens uit zelf - rapportage onderzoek.
Er zijn vier 4 kenmerken van jeugdige delinquenten: geslacht, leeftijd, etnische achtergrond en samen plegen.
Kort gezegd: jeugdige delinquenten worden jonger, er zijn steeds meer meisjes bij betrokken, allochtone jongeren zijn er bovenmatig bij betrokken en veel criminaliteit wordt in groep gepleegd.

"Een Vlaamse game-industrie? Het lijkt een contradictie
maar ze bestaat. In Vlaanderen werden in 2006 voor
150 miljoen euro aan games verkocht. M et de consoleverkoop
erbij gaat het over een jaaromzet van meer dan
200 miljoen euro."

referentie van deze cita
Dossier,v.(2008).Dossier jongeren en Gaming.Geciteerd in:Dossier jongeren en Gaming. door het Vlaams Instituur voor Wetenschappelijke en Technologisch Aspectenonderzoek

referentie van dit werk
Dossier, v. (2008). Dossier jongeren en Gaming. Brussel: door het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch en aspectenonderzoek

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License